Vandaag 10 jaar geleden zag ik voor het eerst de 24 uur van Le Mans (2011) in het echt. Eigenlijk had ik daar nu ook moeten zijn en met vrienden dit jubileum te vieren. Helaas is net als vorig jaar ook de 2021 uitgesteld vanwege de wereldwijde crisis. In Augustus mogen er wat fans bij zijn (nog geen 20% van normaal) voor wat een flink uitgeklede editie zal zijn. De sfeer die de 24 uur van Le Mans maakt wat het is zal daarom stukken minder zijn. Vandaar dat ik ook dit jaar weer eens terugblik op diezelfde sfeer, ditmaal op de editie van 2012.
2012 was voor mij persoonlijk het moeilijkste jaar tot dan toe. In 2010 was bij mijn moeder kanker vastgesteld. Gedurende 2011 werd duidelijk dat ze de strijd aan het verliezen was. Niet bepaald makkelijke omstandigheden thuis dus. Om toch even er tussenuit te zijn had ik toch weer een weekendje Le Mans geboekt, ditmaal samen met schoolvriend Jasja. Mijn moeder deed zichzelf beter voor dan dat ze er eigenlijk aan toe was bleek achteraf, ze vond dat ik er toch even tussenuit moest.
En zo was het plan om net als het jaar ervoor weer met een busreis mee te gaan. Maar om een of andere reden is er toch altijd wel iets wat niet helemaal super loopt in aanloop naar zo’n trip. Eerst bleek de busreis ivm omstandigheden toch een dag later te vertrekken. En dus konden we niet de dag voor de race de pitwalk doen en de parade bezoeken. Dus besloten we met mijn auto(tje) van het werk er naar toe te gaan en daar ons kamp op te slaan. Dat was al een uitdaging, bij Jasja thuis aangekomen stond er meer bagage klaar dan dat er in de auto paste, en dan moesten we er zelf nog bij…keuzes maken en efficient volladen dus ;-) De volgende ochtend vertrokken we (inclusief kleine omleiding terug naar Jasja om diens paspoort). Na een vermoeinde rit in zo’n kleine 107, inclusief files kwamen we halverwege de middag toch op de camping. Gauw de tent opzetten en naar de baan!
Alleen op de campings kijk je in Le Mans al je ogen uit: dure sportwagens, carbid schieten, verkleedfeestjes (meestal Engelsen), muren van bierflesjes, allerlei bestickerde en omgebouwde voertuigen, burnouts, feestjes tot in de late uurtjes, totale chaos, maar onvergetelijk. Bij de baan aangekomen zagen we de Group C sportscars, die in de jaren 80 op Le Mans raceten, de Porsche curves in jagen. Heerlijk motorgeluid uiteraard met vele honderden pk’s achteruit. En in de Aston Martin Cup zagen we onze held mr. Bean, Rowan Atkinson, ook nog rondrijden.
Later begonnen de kwalificaties voor de 24 uur. Ik kon me dus volop uitleven met mijn camera. We verkenden verschillende plekken langs het circuit. Een leuke bijkomstigheid van de trainingen is dat je dan nog alle tribunes op mag, in het weekend geldt pas dat je daar een aparte kaart voor de tribune moet hebben. Zo zagen we vanaf het pitsdak nog de Jota LMP2 de laatste bocht uit vliegen en de banden raken net voor de finishlijn. 2 jaar later zou de mighty 38 de 24 uur winnen in hun klasse. De dag eindigde met een nachtelijk rondje in het reuzenrad. Dat is toch bijzonder, zo over het terrein uitkijken en de raceauto’s vlak onder je door zien scheuren.
Op de vrijdag wordt er niet gereden. Die dag staat traditioneel in het teken van de fans. Overdags is dan de pitstraat geopend voor de pitwalk. Horden fans, al dan niet verkleed, schuifelen dan voor de garages langs om de auto’s te bewonderen en in de hoop hun favoriete coureurs te ontmoeten, goodies te scoren en plaatjes te schieten. We kwamen nog een heus oranjelegioen tegen die voor de pitbox van ieder team met een Nederlandse coureur net zo lang gingen zingen tot de coureur in kwestie naar buiten kwam. Het bleken Nederlandse baanmarshalls te zijn die normaal in Zandvoort langs de baan staan. Dit was hun vrije dag. De volgende dag stonden ze bij post 8 bis onder de Dunlop brug weer te vlaggen. Marshall Patrick vertelde nog hoe hij er het jaar ervoor nog bij was met de megaklapper van Allan McNish om daar te helpen.
In de avond waren we net als duizenden andere fans in het centrum van de stad te vinden. Na een rit in een overvolle tram stonden we daar rijen dik te kijken naar de parade. Het regende, maar dat mocht de pret niet drukken. Bijzondere auto’s kwamen voorbij, alle coureurs werden voorbijgereden op oude auto’s. Er werden ook veel goodies het publiek in gegooid. Sommige fans vooraan stonden met een hele stapel petjes op hun hoofd. Wij stonden omdat we wat later waren al een paar rijen naar achter, maar ik had desondanks geluk. Terwijl ik foto’s stond te nemen zag ik Audi coureur Allan McNish al gebaren dat hij wat ging gooien, en hij deed dat mijn kant op! Ik liet mijn camera uit mijn handen vallen (hing om mijn nek) en ving met 2 handen het t-shirt wat hij gooide. Er werd nog aan allerlei kanten aan getrokken, maar ik had hem, check! Door die actie heb ik misschien wel 2 jaar later een Audi gekocht, die marketinglui ook altijd… Ook de tram terug was weer overvol. Hilarische taferelen hoe bijvoorbeeld een dronken Pescarolo groene viking naast een oud vrouwtje met haar boodschapjes stond te zingen zullen me bijblijven.
Zaterdag was het dan zover, tijd voor de grote race! In de ochtend regende het nog flink, wat wel voor wat incidenten zorgde tijdens de Group C en Aston Martin races. Maar eind de ochtend was het weer droog en kon de opbouw naar de race toe beginnen. Weer zag ik hoe voor alle teams en coureurs de volksliederen werden gespeeld. En nadat de Patrouille France met hun straaljagers de Franse driekleur in de lucht had achtergelaten werden de auto’s losgelaten en kon de race beginnen.
Het was de eerste 24 uur van Le Mans in de geschiedenis van het World Endurance Championship. Ook meteen het debuut van de eerste Hybride LMP1’s: de vierwiel aangedreven diesel van Audi, en de Toyota die eigenlijk eerder dan gepland debuteerde. Door het plotselinge vertrek van Peugeot kort voor de start van het kampioenschap had de organisatie druk gezet op Toyota om al te debuteren, om zo toch serieuze concurrentie voor Audi te hebben. Maar dat was een taaie opgave uiteraard. Het team van Henri Pescarolo was er met 2 auto’s: Hun eigen auto die gebouwd was op de Aston Martin die een jaar eerder zo jammerlijk faalde. En de Dome. Helaas bleek het de zwanenzang van het team. Jaren eerder maakte zijn team het de fabrieks Audi’s nog erg moeilijk. Maar hij was inmiddels al eens failliet gegaan. Vriend Jacques Nicolet had toen de boedel opgekocht en Pescarolo vervolgens de sleutels weer terug gegeven. Maar deze auto’s wilden eigenlijk allebei niet. We zagen ze veelvuldig de pits opzoeken om weer reparaties te ondergaan. Onder luid applaus vertrokken ze dan weer als ze opgelapt waren, maar erg betrouwbaar waren beide auto’s niet.
Ook was er in een speciale innovatieve klasse de Nissan Deltawing. Een bizar ogende auto met smalle neus, extreem kleine motor (klein genoeg voor iemand om te kunnen tillen) en gewoon opmerkelijk futuristische vorm. Op de weggetjes bij de camping hadden we daarvan al een straatversie voorbij zien rijden die iemand zelf gemaakt had, zo gaat dat daar. De Deltawing zelf zou in de avond door een van de Toyota’s hard de muur in getikt worden. De coureur heeft daar nog heel lang zelf heroische pogingen ondernomen de auto te repareren om die zo terug te krijgen naar de pits. Gereedschap werd naar hem aangegooid door het team. Helaas moest hij toch zijn strijd staken.
In de avond spraken we met Dennis af. Ik had hem het jaar daarvoor tijdens mijn busreis ontmoet. En zo gingen we met zn 3 op pad om her en der te fotograferen. We zagen nog een ambulance voorbij komen waarin Toyota coureur Anthony Davidson werd afgevoerd. Hij had zijn rug geblesseerd toen hij tegen een Ferrari aan crashte, iets wat in 2011 al 2 Audi’s gebeurde. En zo was er nog maar 1 Toyota over. Toen we weer in de buurt van de pits gekomen waren hoorden we de commentator schreeuwen. De andere Toyota was in de pits stilgevallen. We zagen hoe die achteruit weer terug naar zijn garage werd geduwd. Veel sleutelen mocht uit eindelijk niet baten. Een eerdere botsing met de Deltawing en kinderziekten van een vroeg debuut gaven dan toch problemen. De nacht begon te vallen, en de race leek dan de kant van Audi op te gaan vallen.
De volgende ochtend werden we weer wakker op de camping. Veel slaap je daar niet echt. Zeker niet als ze nog vuurwerk naast je tent afsteken en een eind verder nog carbid staan te schieten om 3 uur ’s nachts. En een paar honderd meter achter je tentje brullen de auto’s achter de bomen langs. Aangezien het treintje maar niet kwam opdagen liepen we onze voeten verder kapot richting de baan, tip: zorg dat je wandelschoenen meeneemt, het terrein is aardig groot! Zo werden we langzaam weer een beetje wakker op de tribune. Jasja las bij gebrek aan kerkdienst op de tribune maar wat uit zijn bijbeldagboek en ik werkte de vaste Le Mans lunch weg: Une Americain: Een stokbrood met worsten en een lading friet er overheen… Audi ging inderdaad zoals verwacht de race winnen. Maar niet zonder drama’s voor sommigen van de auto’s. Toch wat kleine ongelukken voor sommigen van hun auto’s. Maar rond 3 uur stonden we aan de hekken bij de finish in de volle zon. De nr. 1 Audi won de race met dezelfde rijders als die een jaar eerder wonnen: Lotterer, Fassler en Treluyer. De eerste raceoverwinning voor een hybride auto was een feit!
De hekken werden na binnenkomst van alle auto’s geopend en zo konden alle fans de baan op en de huldiging bekijken onder het podium. Ergens voelde ik me wel emotioneel. Als publiek heb je gezien hoe de teams soms hard moeten vechten om tegenslagen op te vangen en toch de finish te halen. Ondanks alles wat er thuis speelde, kon ik er toch bij zijn. Op een bepaalde manier lijkt het dan een metafoor voor het leven, zeker in die dagen. Maar ook in deze jaren van crisis. Het zal niet altijd meezitten, maar je moet door! Laten we hopen op mooiere tijden!